U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De wereld op de foto

Voor foto's van deze reis:  renelione.magix.net



 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
ECUADOR EN GALAPAGOS
Het is moeilijk uit te leggen wat er zo uniek en bijzonder is aan de Galapagoseilanden. Het beste antwoord op deze vraag is dan ook om gewoon te gaan en het te beleven. Toch maar in het kort een poging.
Eerst wat feiten. De Galapagos is een geïsoleerde eilandengroep, die 1100 kilometer voor de westkust van Zuid-Amerika ligt, in de Stille Oceaan. In feite zijn het de toppen van een groot onderzees vulkanengebied, de vulkanische activiteit is er nog steeds. Er zijn 13 grotere eilanden, zes kleine en tientallen nog kleinere en samen liggen ze in een gebied zo groot als een kwart van Nederland. De afstand tussen de verst weggelegen eilanden is ongeveer 250 kilometer van noord naar zuid en ook 250 kilometer van west naar oost. Er zijn enkele eilanden bewoond. Enkele tientallen jaren geleden was het nog vrijwel onmogelijk om hier te komen, nu kun je gewoon vliegen op de Galapagos en neemt het aantal bezoekers toe. Dat neemt niet weg dat je er nog steeds wat voor over moet hebben om hier te komen, want het is een flinke reis!
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De eilanden liggen ongeveer op de evenaar maar omdat zowel de koude als warme golfstroom hier samenkomen heeft dat een matigende invloed op het klimaat, dat anders zo heet zou zijn geweest dat het hier onleefbaar zou zijn. Dat zijn veel eilanden overigens ook, het is dor, droog en vrij heet en vaak is er geen zoet water: je zou het hier niet lang uithouden als je hier zou wonen.
Het bijzondere aan de Galapagos is de dierenwereld. Ooit moeten de zeezoogdieren, reptielen en vogels de 1100 km afstand tussen het vasteland en de eilanden hebben weten te overbruggen en vervolgens hebben zij zich aangepast aan de (barre) omstandigheden om te overleven. Omdat er geen landroofdieren konden meeliften naar de eilanden, zijn die er niet en hebben de meeste dieren dus geen natuurlijke vijanden. Dat verklaart waarom ze niet op de vlucht slaan als jij ze als mens benadert en dat maakt dat je ze dus van zeer dichtbij kunt bekijken en fotograferen. Behalve de buitengewone dierenwereld en de prachtige desolate ruige landschappen is het vooral de sfeer die je raakt. Een sfeer van een soort vergeten bijzondere wereld, een paradijs waar alles nog zo is als het altijd is geweest en waar je als mens slechts “voorbijganger” bent.
                                                         
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zoals gezegd: de Galapagosarchipel is een bijzondere wereld, een wereld op zich. Een dierenwereld, die jou als mens negeert, en die je nergens anders ter wereld aantreft. Dieren die qua ondersoorten uniek zijn en die zich op een unieke wijze hebben aangepast aan het leven op deze barre eilanden. De stranden zijn vaak oogverblindend in hun kleuren: van fel wit naar goudkleurig, roodachtig bruin of olijfgroen. Mangrovebossen, lavarotsen en lavabodem, uitgedroogde vlakten waar alleen cactussen tot wel 12 meter hoog groeien, vulkanen, beboste binnenlanden.
Er is een warm en “koeler” seizoen. Van mei tot december wat koeler (22 graden), droog, vaak mist of bewolking en een wat ruwere zee. Van december tot mei het wat nattere hete seizoen (27 graden), zonniger en een kalme zee. Die laatste periode is beter om de Galapagos te bezoeken. De beste manier om veel te zien is met een (kleine) boot (max. 15 personen) enkele dagen van eiland naar eiland te varen. Het is vrij duur (het wordt steeds duurder, dus reden om het snel te gaan doen als je toch al wilde gaan!), maar de ervaring is onvergetelijk en zal je altijd bijblijven!
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ecuador tenslotte is vooral de moeite waard omdat het een echt Zuid-Amerikaans land is, waar je de echte Zuid-Amerikasfeer nog volop kunt ervaren. Het land bestaat uit drie delen: de westelijke vlakten, de oostelijke jungle (hier begint het grotere Amazonegebied) en in het midden de zeer hoge bergen van de Andes. Juist op deze “route van de vulkanen” vind je, behalve indrukwekkende en majestueuze bergen en vulkanen, ook nog een erg authentieke bevolking en prachtige koloniale steden. Voor de sportieveling is dit een walhalla (bergklimmen, raften, wandelen etc.), voor de rustzoeker eveneens (cultuur, indianenmarkten, overweldigende landschappen, rijke dierenwereld). Een klein maar prettig land, dat verrassend veel  en ook veel afwisseling te bieden heeft.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Galapagos-Ecuador, december 2008/januari 2009
Ik sta aan boord met een borrel in mijn hand. Het is al donker en de avond is zwoel. Naast mij op nog geen halve meter afstand zit een pelikaan op de reling. Blijkbaar vindt hij het leuk om mij gezelschap te houden. Ik zie in het donker in het, gek genoeg lichtblauwe, water een haai voorbij zwemmen. De pelikaan naast me ziet het ook. Even veert hij op, een visje is nooit te versmaden. Pelikanen duiken er de hele dag naar. Dan bedenkt hij zich: deze vis is hem toch wat te gortig. Hij zit weer roerloos naast me. Welkom op de Galapagos.
Het is de avond van de eerste dag van onze 5-daagse cruise door dit gebied. Met een kleine boot zullen we door het zuidelijke deel van deze archipel varen. We zijn al een paar dagen op reis. Om op de Galapagos te komen vlieg je meestal via Quito. We komen daar op zondagmorgen aan. Het is rustig in de stad, de Avenida Amazonas waar ons hotel zich bevindt is vandaag autovrij. Ondanks onze jetlag gaan we er meteen op uit.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
We wandelen door het gezellige oude centrum van de stad. Het is zowaar vrij warm, de zon breekt door. We bezoeken de historische gebouwen in het centrum, eten een broodje kip met avocado op het Plaza San Francisco - zo’n typisch groot Zuid-Amerikaans plein met koloniale gebouwen – en gaan naar het Cerro Panecillo, een heuvel die zich boven de oude stad verheft en waar het beeld van de Maagd van Quito staat. Van hieruit heb je een mooi uitzicht over het oude centrum en het is goed te zien hoe de stad ingeklemd ligt tussen enorme bergmassieven.
                                                           
 
 
 
 
 
 
 
 
De volgende ochtend staan we vroeg op, om 04.30 uur. Om 07.30 uur vliegen we naar Baltra op het Galapagoseiland Santa Cruz. We komen daar om 11.00 aan. Het is hectisch hier op het vliegveld, dat hadden we niet verwacht. Veel toeristen, met name Ecuadorianen. In de bus, even later alle spullen uit de bus, met een veerpont naar het eiland Santa Cruz, spullen weer in de bus. Santa Cruz is één van de bewoonde eilanden. Het is een groen eiland. Als we in Puerto Ayora aankomen is het vroeg in de middag en erg rustig. We struikelen hier meteen over de eerste leguanen, zien een zeehond lekker luieren in de haven, pelikanen vliegen over.
Al snel vertrekt onze speedboot naar het eiland Isabela, 85 kilometer naar het westen. De overtocht duurt 2,5 uur en kan als vreselijk omschreven worden! De boot scheurt met een enorme vaart, om de paar seconden wordt je bijna gelanceerd en na verloop van tijd hebben we het gevoel dat onze ingewanden op een plaats zitten waar ze niet horen. Dan eindelijk weer (ei)land in zicht: Isabela, het verst weg gelegen eiland van de Galapagos, op ruim 1100 kilometer van het Zuid-Amerikaanse vasteland. Het ziet er onverwacht mooi uit, paradijselijk. Een mooi wit strand, palmbomen. We landen in het plaatsje Puerto Villamil. Een relaxte sfeer, beetje Caraibisch. Onmiskenbaar tropisch en totaal verschillend van het eiland Santa Cruz. ’s Avonds maken we een wandeling, zien flamingo’s en grote zeeleguanen.
                                                           

                              
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Isabela
Eindelijk hebben we een hele nacht in het ritme van hier geslapen. We voelen ons weer top. Na het ontbijt doen we Laguna Tintorella aan. Het is schitterend warm weer, de zon breekt door. We varen een stuk en gaan dan aan land. We wandelen over de lavagrond, soms steken scherpe punten lava omhoog, het is dus uitkijken.
Al wandelend vallen we van de ene verbazing in de andere. Zo veel dieren op zo’n klein stukje! Aan de overkant zien we de machtige vulkaan Sierra Negra uit de wolken komen, een prachtig gezicht. In 1998 barstte deze uiterst actieve vulkaan spectaculair uit. Het was een enorme vuurzee, maar de lava stroomde de kant op en dus niet in de richting van het dorp. We zien zeeleguanen, wat zijn die groot!, Sally Lightfoot krabben met hun felle kleuren, pinguïns, zeeleeuwen (veel jongen ook) en haaien, die zich allemaal niets van jou lijken aan te trekken.
 
                                                             

  
 
 
 
 
 
Je moet wel voorzichtig lopen, want de dieren zitten overal en je moet ze uiteraard ruim baan geven. Prachtige manta’s in zee, ook veel zwemmende zeeleeuwen. Al snorkelend zien we prachtige gekleurde grote vissen, een zeeschildpad. Dan weer teruglopen over de gloeiend hete lavabodem (dom dom, zeeschoenen niet meegenomen!).
Terug, wandelend door het dorp, is het inmiddels echt heet geworden. Na de lunch rijden we door de wetlands, een prachtige groene mangrovekust. Het landschap wisselt echter snel, want even later rijden we weer over een droge vlakte met veel cactussen, en altijd die immense vulkaan op de achtergrond. Prachtige vergezichten, een strakblauwe hemel. We komen bij de Wall of tears, een bizarre plek op het verder ongerepte eiland. Op Isabela was tot 1959 een strafkolonie gevestigd. De omstandigheden waaronder de gevangen moesten leven waren mensonterend. Omdat de gevangenen niets te doen hadden bedacht de kampcommandant dat zij van de overal aanwezige stenen maar een muur moesten bouwen. Dit was vreselijk zwaar werk en vele gevangenen overleefden dit niet. Het kamp is in 1959 gesloten. De muur van 6 meter hoog en 70 meter lang staat in het verder onaangetaste landschap, als een stille getuige van deze waanzin en het gelegitimeerde geweld tegen gevangenen. Als ik in de klamme hitte de muur opklim bedenk ik me hoe zwaar dit leven geweest moet zijn. 
                                                            
 
                               
 
 
 
 
 
 
 
Daarna beklimmen we nog een “cerro” (heuvel) voor het mooie uitzicht en maken in de lagune een wandeling (tussen de wortels van de mangrovebomen door!). Normaal is hier veel dierlijk leven, maar nu is het rustig. Geen pelikanen ook. Ik trap bijna op een reuzeleguaan. Met hun grijze kleur op de grijze lavagrond zijn ze ook nauwelijks te zien. Ook rijdend op de weg (eigenlijk is het niet meer dan een zandpad) is het uitkijken voor overstekende reuzenschildpadden. Moe van de vele indrukken, maar voldaan (en verbrand) gaan we dineren. Daarna lekker in de zwoele avond met een borrel, genieten! De volgende dag gaan we met een soort supersnelle speedboat de 2 uur durende overtocht naar Santa Cruz ondernemen. Het is een behoorlijk ruig ritje maar uiteindelijk staan we dan toch in de haven van Puerto Ayora. Het is oudejaarsdag en er is nergens nog een zitplaats in een restaurant te krijgen, het is erg druk. Uiteindelijk lukt ons dat wel en de avond verloopt verder voor ons rustig.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nieuwjaarsdag
Als ik dit opschrijf is het 10.45 uur in de ochtend. We zitten op de pier in de haven van Puerto Ayora, er staat een lichte bries, het is zonnig. De laatste dronkaards zijn inmiddels vertrokken. De straten lagen vanmorgen bezaaid met feest-afval, dat wordt nu opgeruimd. Om 9 uur vanochtend liepen er nog hele groepen zwaar beschonken mensen over straat. Er is hier vannacht heftig feest gevierd blijkbaar. Geef ze eens ongelijk. Hoewel de mensen hier wat welvarender zijn dan op het vasteland (toerisme), is ook voor hen het leven zwaar. Een gelegenheid om eens lekker uit je dak te gaan moet dan worden aangegrepen.


                                                   
 
 
 
 
 
 
Terwijl ik hier zit en dit schrijf kruipen er drie iguana’s (leguanen) voorbij, de Sally Lightfoot krabben klimmen omhoog en de pelikanen duiken regelmatig loodrecht met een enorme vaart het water in. We wachten op onze boot. Lione is druk plaatjes aan het schieten. Wachten is geen straf. Lijkt het. We zitten hier vanaf half 11, de boot zou om 12 uur komen. Om half 3 zitten we er nog steeds. Uiteraard gebeld met de organisator van de trip. Men is niet zo onder de indruk: gewoon wachten, er zal wel iemand komen, is het advies. We besluiten zelf maar een watertaxi naar onze boot te nemen, nadat we hoorden waar onze boot lag. Bagage neergezet, lekker geluncht. Dan verschijnt om half 4 de gids met de rest van de groep. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
We gaan weer aan land en rijden naar de hooglanden van het eiland. Het is een fantastische, bijna onwerkelijke, ervaring om wandelend door het zacht glooiende groene landschap overal die gigantische enorme tortoises, de reuzenschildpadden, te zien. Ze zijn bijna 1 meter hoog, en 1,5 meter lang. Links, rechts, overal zitten ze. We zien er tientallen. Als je te dichtbij komt, beginnen ze vervaarlijk te blazen. We zien de vermillion flycatcher, een knalrood vogeltje. Na een bezoek aan een lavatunnel keren we terug naar de boot.


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Floreana
Vannacht hebben we vijf uur gevaren naar het meest zuidelijk gelegen eiland, Floreana. Als ik om 6.00 uur wakker word en naar het dek loop, komt dit eiland juist in zicht. Het is bewolkt en de eerste (onterechte, zo blijkt later) indruk is: niet echt mooi. De baai is wel prachtig met een wit zandstrand. Verder ziet het er droog uit met een gortdroge vegetatie, lava, wat bergachtig terrein. Het was ooit een pirateneiland, en dat is de reden dat er niet zo heel veel dieren meer zijn. Er wonen ook op dit eiland nu nog altijd een paar honderd mensen. We maken een kort wandelingetje naar het beroemde “post-office” en naar een lavatunnel. Daarna lekker nestelen op het strand en snorkelen. Op dit moment is er nog niet zo heel veel te zien, wel wat grote zeeleguanen. Terug aan boord voor de lunch zie ik een grote zeeschildpad langs zwemmen en verder veel vissen. We varen naar Devils Crown, een kleine rotsformatie die uit zee oprijst.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Als we na de lunch op het bovenste dek op zachte kussens neerploffen en om me heen over de Stille Oceaan kijk, bedenk ik me dat dit toch wel het heerlijke relaxte leven is. Het is vrijwel stil, de zon schijnt onbarmhartig en er staat een zacht briesje. Om 2.30 uur komt er aan de lome middagrust een einde. We stappen weer aan boord van de zodiacs. Devils Crown is, zoals gezegd, een verzameling rotsen voor de kust van Floreana. Snorkelen, het is mooi, maar als Lione een haai vlak onder haar door ziet zwemmen heeft ze het weer even gehad! De stroming is ook sterk en het water vrij koud. Ze klimt weer terug op de zodiac en we varen langzaam om de rotsen heen. We zien hier veel vogels van heel dichtbij, de blue footed boobie, een seagull met mooie rode randen om de ogen. Zeeleeuwen overal. Een prachtige omgeving.
 
                                                            
                        
                                         
 
 
 
 
 
 
 
We gaan weer aan land en maken een wandeling over het strand. Er zijn veel pas geboren zeeleeuwen. Als Lione vlak vóór een zeeleeuw neerhurkt om hem te fotograferen haalt hij dreigend uit. Het blijkt dat Lione tussen hem en de zee, zijn enige vluchtweg, staat en dat gaat hem te ver.
We wandelen langs een lagune, waar flamingo’s zouden moeten zitten, maar we zien er geen. Het landschap waar we nu doorheen lopen is prachtig glooiend en we bereiken een volgend strand. Inmiddels gaat de zon bijna onder en dat levert prachtige sfeervolle beelden op. Het gevoel dat het heel bijzonder is om hier nu op dit strand te mogen zijn wordt sterk. ’s Avonds om 21.00 uur vertrekken we voor de tocht naar Espanola, 6 uur varen, 90 kilometer.


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Espanola
Iedere minuut van een dag op de Galapagos gebeurt er wel iets, of er valt iets te zien. En als dat al niet zo is, dan varen we van eiland naar eiland en zitten we lekker relaxed te deinen op de boot, de warme tropische wind om je heen. Al meer dan een goede reden om hier te zijn! Het gehalte aan dierlijk leven per km2 is hier heel hoog. Wandelend over de stranden of door de “binnenlanden” van de eilanden moet je goed kijken waar je je voeten neerzet: zeeleeuwen en reuzenleguanen kruisen erg vaak je pad. Daarbij moet je ook steeds omhoog kijken, want er zijn zoveel vogels te zien. Deze ochtend gaan we om 6.00 uur voor anker voor het eiland Espanola, het verst weg gelegen eiland in zuidoostelijke richting. Met de zodiac zijn we binnen een kwartier op het strand; prachtig (echt) wit zand. Overal om ons heen het gebrul van de zeeleeuwen, die hier in groepjes heerlijk aan het chillen zijn. Veel kleintjes. We lopen er tussendoor, staan bij ze stil. Ze reageren niet. Het is een vreemde gewaarwording hier zo op deze manier op dit strand te zijn, tussen deze aandoenlijke dieren, die zich volkomen naturel blijven gedragen. Mooi om hun gedrag en communicatie met elkaar te kunnen observeren. Heel soms loopt een mannetje een beetje dreigend een paar meter achter ons aan. Hij is hier de baas, of we dat even willen onthouden!
 
                                                               
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Mockingbirds (spotvogels), een grappige vogel van ongeveer 28 cm lang, pikken naar je tas. Er is geen vers water hier en ze doen er alles voor om bij jouw fles water te komen!
Eigenlijk zouden de Galapagos onleefbaar zijn als niet de wind de eilanden flink zou afkoelen (nog altijd rond de 30 graden). Liggend op de evenaar, regent het er nauwelijks. Gortdroog heet land in aanleg, ware het niet dat de ligging midden in de oceaan het enigszins draaglijk maakt. Het wordt al weer warm en we besluiten terug te wandelen en een plek in de schaduw te zoeken. Dan weer met de zodiac naar onze boot voor een snorkeltrip. We maken een “pangaride” (tochtje met de panga, een ander woord voor zodiac) langs rotsen en grotten. Dit is het ideale gebied om veel vogels te zien, want ze nestelen zich juist hier graag. Blue footed boobies, tropicbirds, pelikanen, leguanen, overal op de rotswanden.
Tijdens de lunch gaat opeens het scheepsalarm af. Als we van onze tafels opspringen en naar buiten rennen denken we eerst aan een evacuatie, of erger nog, een tsunami….Maar dan blijkt de verrassing nog groter: wat we nu zien hadden we echt niet verwacht. Tientallen, we schatten tussen de 100 en 200, dolfijnen overal rondom onze boot. Je weet niet waar je moet kijken, zoveel zijn het er. We hadden er elders wel eens een paar gezien, maar zoveel tegelijk!! Voor ons is dit uniek. Ze zwemmen vrolijk mee, om even snel als ze gekomen zijn weer te verdwijnen.
 
                                                            
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Na de siësta, ja het is hard werken hier!, weer met de zodiac naar het eiland, dit keer naar Punta Suarez. Als ik uitstap zit er al een enorme zeeleguaan op de plek waar ik mijn voet wil zetten. Zeeleeuwen maken een oorverdovend lawaai. Een smal pad leidt omhoog, waar we van steen naar steen springend langs de steile kliffen (de zee mooi en diep rechts van ons) lopen. Iedere vijf meter sta je weer stil om je te verbazen over wat je dan weer tegenkomt. Dit is natuur in de meest pure zin van het woord. Zeeleguanen, landleguanen, mockingbirds, zeeleeuwen, boobies, albatrossen, swallow tailed gulls, tropicbirds, lava herons, galapagos haviken, duiven en vinken. Een albatrosjong doet verwoede pogingen om het vliegen onder de knie te krijgen. Albatrossen zijn zeevogels, die hun hele leven boven zee leven. Zijn ouders zijn al vertrokken. Wil het jong overleven, dan zal het vandaag nog moeten wegvliegen.
 
                                                             
 
 
 
 
 
 
 
 
De meeste dieren zijn tot op 1 meter te benaderen, ze blijven op hun plek en ze wekken geen moment de indruk dat ze zich ook maar iets van ons mensen aantrekken. Aan het einde van deze trail, langs de rand van de kliffen, een prachtig uitzicht beneden ons op de rotsige kust: overal nestelende vogels, zeeleeuwen, krabben, en een blowhole; het water spuit hier zo’n 15 meter de lucht in. Een prachtig panorama. Dan weer terug naar de boot. ’s Avonds voor het eerst een beetje (mot)regen.                                                             
Santa Fé, Plaza Sur en Seymor Norte 
Het is half zeven ’s avonds als ik dit opschrijf en ik zit op het dek van onze Angelique. De fregatvogels vliegen vrolijk met onze boot mee, zoals dat de afgelopen dagen wel meer vogels deden.  Soms scheren ze rakelings langs je heen en dat kan bedreigend overkomen, het zijn vrij grote vogels. We varen van Plaza Sur naar Seymor Norte, langs de kust van Santa Cruz. Vandaag hebben we weer veel gezien, maar een zekere verzadiging begint nu ook wel te komen. We zijn eigenlijk wel tevreden zo.
                                                          
 
Vanochtend was het zwaar bewolkt, maar dat is eerlijk gezegd geen ramp. Als de zon eenmaal doorbreekt, en dit doet hij iedere dag wel, wordt het snel ongenadig heet. Het landschap van vandaag paste weer uitstekend bij die droogte en hitte. Santa Fé, waar we vanmorgen waren, is niet zo heel mooi: dor, en weinig begroeiing. Een wandeling gemaakt en daarna een panga-ride. ’s Middags op Plaza Sur (South Plaza) een fraaie wandeling gemaakt over het rotsachtige mini-eiland met cactusbossen. De 2 tot 3 meter hoge cactussen steken fraai af tegen de blauwe lucht en samen met de rode grond geeft dat een bijna surrealistisch beeld. We volgen een smal pad over de rotsachtige bodem langs steile kliffen. Het uitzicht op de woeste golven die tegen de rotsen onder ons slaan is keer op keer geweldig. Wat een leegte, wat een uitzichten, maar kijk ook naar je voeten als je wandelt. Overal liggen zeeleeuwen en zitten landleguanen, bewegingloos kijkend naar jou.
De Angelique is een knusse gezellige boot. Kleinschalig, we hebben 15 passagiers en 7 bemanningsleden en een gids. Ze doen het voortreffelijk. Heerlijk eten ook. Een aanrader. De hutten zijn weliswaar erg klein, het is soms benauwd, maar na alle vermoeienissen van een dag is het meestal wel goed slapen ondanks de kleine ruimte.
                                                               

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Terug naar het vasteland. Otavalo.
Vroeg op, 4.30 uur. Om 5.45 uur de panga in om naar North Seymor te varen. We maken een leuke wandeling, zo vroeg in de ochtend, over dit rotsachtige eiland. Hier zien we de mannelijke fregatvogels, die druk bezig zijn om hun toekomstige vrouwtje het zo goed mogelijk naar de zin te maken, door een mooi nest te bouwen. Ze blazen hun rode keelzakken op tot een ballon om de dames te imponeren.
Ook hier weer veel andere vogels en wederom struikelen we af en toe bijna over een zeeleeuw, die plotseling op jouw pad blijkt te liggen.
Ontbijt, en dan wat hectisch gedoe: naar de haven, en met een bus naar het vliegveld. Het valt me toch weer op dat hele busladingen toeristen hier gedropt worden. Op de eilanden zelf valt het wel mee met toeristen, maar blijkbaar komen hier dus meer toeristen dan we dachten. Volgt een vlucht van 3 uur naar Quito. Vanuit het luchthavengebouw belandt je ineens op een drukke straat midden in de stad. Blijft opvallend zo’n vliegveld midden in de stad. We rijden meteen door, zo’n 80 kilometer naar het noordelijk van Quito gelegen Otavalo. We logeren twee nachten in een prachtige 18e eeuwse haciënda, schitterend en lommerrijk gelegen met uitzicht op de bergen. De kamers, het wordt suite is meer op zijn plaats, zijn enorm: zo’n 100 m2. Een hemelbed, schapenvachten op de vloer, open haard die tegen de avond voor je wordt aangestoken, een oud stijlvol interieur, en een jacuzzi. We weten niet wat ons overkomt: dit is puur verwennerij.
 
 
Otavalo staat bekend om zijn indianenmarkt. Er komen veel dagjesmensen uit Quito, maar deze stad en haar omgeving is een bezoek van zeker meerdere dagen waard. Op de markt, waar we ’s morgens vroeg al zijn, is het nog rustig. Er is weinig te doen, de bussen met toeristen zijn nog niet gearriveerd. We wandelen over de markt en door de stad. Veel authentieke geklede mensen hier, wat natuurlijk een lust is voor Lione om te fotograferen. We rijden de stad uit, naar het kratermeer Cuicocha. Het is bewolkt en frisjes, maar het uitzicht van bovenaf op het kratermeer is prachtig. We maken een boottochtje over het meer zelf. Dan door naar het stadje Cotacachi, gelegen aan de voet van de gelijknamige vulkaan. Een stad die bekend staat om het leer maar vooral vinden we het een gezellige stad met een prima sfeer. De indianen hier hebben hun lange zwarte haren gevlochten (de mannen), bolhoedje en de vrouwen hebben een apart hoofddeksel. De kinderen zijn erg fotogeniek en we maken mooie portretjes.
 
                                                               
 
Na de lunch gaan we aan de andere kant van Otavalo omhoog: steeds hoger klimmen we en uiteindelijk belanden we bij het San Pablomeer, dat prachtig in de diepte ligt. We wandelen hier rond en genieten van weidse majestueuze uitzichten over de Andes. Overal om ons heen een onbeschrijfelijk mooi landschap, we genieten enorm.
 
Lasso, Saquisili
De volgende dag een lange rit naar onze volgende bestemming. We stoppen halverwege in Mitad del Mundo, het midden van de aarde, ofwel: de evenaar. We zijn wel vaker de evenaar overgestoken en meestal word je daar op de een of andere manier wel aan herinnerd. Hier is het een beetje een circus: je kunt proeven doen die bewijzen dat je precies op de evenaar staat. Leuker is het vlakbij gevestigde indianenmuseum, dat een aardig overzicht geeft van hoe indianenstammen, b.v. in het Amazonegebied leefden en leven.  Rond 14.00 arriveren we in haciënda La Cienega, bij het dorpje Lasso in het Cotopaxi-gebied. Een historische haciënda weer, bijna 3 eeuwen oud, een landhuis met veel sfeer, fraaie betegelde patio’s en gangen, fonteinen, mooie binnentuinen. Toch vinden wij het hier iets minder als in onze vorige haciënda: de kamer is een beetje shabby, koud. Truien aan!
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De dag erna voelt Lione zich helaas behoorlijk ziek. We vermoeden hoogteziekte. Ik ontbijt alleen en er zit niets anders op dan ook maar alleen naar de indianenmarkt van Saquisili, 20 kilometer verderop, te gaan. Iedere donderdag is hier een grote indianenmarkt, eigenlijk moet je spreken over “indigenas” i.p.v. indianen. De indigenas uit de hele regio komen hier naar toe en het is een gebeuren van jewelste. Aangekomen op de markt word ik meteen getroffen door de geweldige authentieke sfeer. Een heksenketel van mensen en van dieren. De bewoners allemaal authentiek gekleed, zeer kleurrijk en fraai. Het is een drukte van belang en een genot om hier rond te slenteren. En…..geen toerist gezien; deze markt is gewoon zoals hij altijd was, en dus authentiek. Mensen houden hun varkentje, schaap of lama aan een touwtje vast in de hoop dat er een koper komt opdagen. Natuurlijk heeft de markt ook een belangrijke sociale functie; er wordt heel wat gezellig bijgekletst. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Ik ben zo ongeveer de enige westerling die hier rondloopt en ik vermaak me prima. Dit is het beeld dat ik van de Andeslanden in Zuid-Amerika heb, het klopt helemaal en ik geniet enorm. Terug naar de haciënda, waar Lione nog altijd niet opgeknapt is en verder een rustige middag.
 
                                                                 
 
Quilotoa
Een zware dag, zo blijkt achteraf.  Om 8.30 uur vertrekken we naar het beroemde kratermeer Quilotoa. Een kort ritje dachten we, nadat we de landkaart bestudeerd hadden, maar dat blijkt niet zo te zijn. Even voorbij de stad Latacunga gaat het omhoog, steeds hoger en nog hoger en we rijden ineens door de dikke mist. Er is een paar meter zicht. We rijden over hoge bergpassen, voor zover dat te zien is. Even voorbij Zimbahua wordt het weer groener en het zicht verbetert iets. Het is wel een spectaculaire rit met hoge grillige bergpieken en enorm diepe ravijnen vlak langs de weg. Na 3 uur rijden komen we dan bij Quilotoa, we zitten hier op 4.000 meter hoog. Het valt wat tegen. Het regent, er zijn een paar stalletjes met verkleumde bewoners en verder is er geen mens te zien. We bekijken het meer even, het ligt prachtig in een diepe krater.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De regen striemt in ons gezicht en we warmen wat op bij een kop thee in een nabijgelegen hosteria. De streek oogt triest, door het koude en mistige weer, het leven moet hier ongelooflijk hard zijn. Het is aan de verweerde gezichten en harde blikken van de mensen af te lezen. Je lijkt hier verder weg van de bewoonde wereld af te zitten dan waar dan ook, en de indigenas hier, op 4000 meter hoogte, lijken een vergeten bevolkingsgroep te zijn. Op de weg terug is het zicht beter; een lange weg weer maar met imposante uitzichten. Overal langs de weg de indigenas, erg authentiek, kindertjes op weg naar school, oude vrouwen met lama’s aan de hand of hun schapen hoedend op het kleine stukje steile helling waar je nog kunt lopen. Overal bebouwde akkertjes ondanks de steile bergen en diepe ravijnen. De landbouw wordt hier verticaal bedreven.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Afscheid van La Ciënega, geen leuk afscheid. Een veel te hoge rekening, die zonder excuses wordt gecorrigeerd nadat wij protesteren. Het viel ons wat tegen: geen servicegericht personeel, koude klamme stinkende kamer, niet eens ramen maar gaas er voor, een bed waar de veren doorheen steken. Het bedienend personeel was wel OK. We maken een bijzonder lange maar mooie rit naar Banos. We hebben een erg fraaie kamer, erg vriendelijke ontvangst in onze hosteria. Het is nog steeds zwaar bewolkt, al dagen. Hopelijk morgen weer eens de zon!
 
 
     
 
Banos
De dag begint helaas ook nu weer miezerig. We doen de Ruta das Cascadas, de route langs de watervallen. Een route van 21 km naar het oosten; de weg gaat hier door een diepe kloof van de rivier Pastaza en wordt omgeven door steile met nevelwouden bedekte bergen. Onderweg kleinere en grotere watervallen. Banos en omgeving is duidelijk gericht op sportief, avontuurlijk publiek. Het landschap leent er zich dan ook uitstekend voor. Raften, bungeejumpen, paardrijden, hikings. We stoppen bij de Pailon de Diablo, een vrij grote waterval in een prachtige beboste omgeving. De afdaling naar beneden gaat nog wel, maar de klim terug is een forse inspanning van 30 minuten. Met de tong op onze wandelschoenen komen wij hijgend weer boven. Maar als je dit er voor overhebt, krijg je ook wel wat. Beneden zie je, staande op een wiebelende hangbrug, de waterval zich met donderend geraas naar beneden storten.
’s Middags kuieren we lekker in dit toeristische stadje rond. Het zonnetje breekt door. Op straat is het gezellig. Als je een uurtje in het parkje vóór de kathedraal gaat zitten, zie je allerlei kleurrijke straattafereeltjes. Banos ligt (gevaarlijk) dicht tegen de vulkaan Tungurahua aan. Deze vulkaan is enkele jaren geleden uitgebarsten en is nog altijd niet tot rust gekomen. Je kunt ’s avonds naar de vulkaan gaan omdat je dan de gloed van de lavastromen in het donker goed kunt zien. Dan moet het niet bewolkt zijn, en dat was het in ons geval wel. Helaas, dit ging dus niet door. Jammer.
 
 
 
  
                                                         
Cuenca, NP El Cajas
Wederom een erg lange rit, van Banos naar Cuenca, zo’n 300 kilometer, waar we achteraf 10 uur over doen. De weg is vaak erg slecht, zeker na de stad Riobamba. Al snel verslechtert het weer, donkere luchten, regen en op een gegeven moment mist. Zo dicht dat het op de smalle bergweg, met diepe ravijnen aan de rechterkant, niet meer leuk is. Ook onze chauffeur zit met zweet in zijn handen achter het stuur. Het duurt en duurt maar, en eindelijk, na uren, vlakbij Cuenca komt er weer een beetje zicht. Geen leuke en een bepaald niet ongevaarlijke rit! Onderweg zijn we nog even gestopt in Guamote, voor de markt, maar die was al weer over zijn hoogtepunt heen. Het was vrij stil in dit typisch Zuid-Amerikaanse stadje.
Cuenca is onmiskenbaar een mooie interessante stad. Door Unesco terecht op de Werelderfgoed-lijst geplaatst. We wandelen door de regenachtige stad. Het is zondag, dus vrij stil op straat. We wandelen langs prachtige oude koloniale gebouwen met fraaie Franse gietijzeren balkons. Opvallend veel mooie kerken.
 
  
 
De volgende dag staan we weer vroeg op. Deze dag staat El Cajas NP op het programma. Onze gids meldt zich even na achten. El Cajas is een schitterend natuurgebied, 30 kilometer ten noordwesten van Cuenca, op een hoogte van 2900-4300 meter. Talloze meertjes, bergen, het paramagras, dat zijn de kenmerken van dit gebied. Met een rijke vogelpopulatie ook. Helaas regent het al weer, als we de stad uitrijden. Bij de oostelijke ingang, het laagste punt van het park, maken we een korte wandeling door het regenwoud. Zompend gaan we door de modder. Het is mooi, maar na een korte tijd gaan we maar terug, we worden net iets te nat. We rijden naar de noordelijke ingang. Het is hier een woest maar nat landschap. Het doet ons in de verte wat aan Torres del Paine (Chili) denken, waar we een jaar daarvoor waren. Het mistroostige weer geeft dit landschap misschien juist ook zijn charme.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kou en regen horen er hier op 4100 meter hoogte ook wel een beetje bij. We maken een korte wandeling door wat als een sprookjesbos kan worden omschreven. Fraaie uitzichten ook. Na een warme kop cappuccino keren we doornat weer terug. Ecuador zit er voor ons bijna op. We maken nog een wandeling door de stad. Het is drukker nu op maandag. De kathedraal van binnen is imposant. Om 16.00 nemen we een taxi naar het vliegveld. Na een korte vlucht van een half uur (over de weg zou je hier een paar dagen over doen) landen we weer in Quito, het beginpunt van onze tour door Ecuador. Het rondje Siërra zit er op. We zitten in hetzelfde hotel, maar dit keer hebben we een veel mooiere kamer. Deze is via een andere organisatie geboekt, zou het hierdoor komen? We genieten van deze niet verwachte luxe.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We vliegen in twee uur naar Bonaire, een tussenstop op weg naar Nederland. We blijven nog een aantal dagen op dit tropische eiland. In 2013, vijf jaar later, zullen we Bonaire nogmaals bezoeken. Zie onze pagina Bonaire.