U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De wereld op de foto

MAROKKO
 
We hebben vooraf niet al te hoge verwachtingen. We hebben tientallen bestemmingen die we nog zouden willen bezoeken, maar Marokko kwam op dat lijstje niet voor. We zijn echter nieuwsgierig geworden na vele positieve verhalen van andere reizigers en zo besloten we om Marokko te gaan ervaren. De verwachtingen zijn overtroffen. We hebben een geweldige reis gemaakt, die we iedereen kunnen aanraden. Gevarieerd, landschappelijk erg afwisselend en overweldigend, schitterende gebouwen, paleizen en moskeeën in de oude koningssteden, sfeervolle souks, fotogeniek, ook de mensen. Terug in de tijd. Een gemoedelijke sfeer. Het zijn maar enkele trefwoorden. Om de hoek en toch exotisch. Een totaal andere wereld, dicht bij huis. Het zijn clichés, maar ze zijn waar.
Tientallen, honderden indrukken. Je komt in dit land ogen, oren en neuzen te kort, in duizelingwekkende vaart volgen de beelden elkaar op, verwerkingstijd is er nauwelijks.
Casablanca
Met wat vertraging landen we tegen de avond op het vliegveld van Casablanca. Als alle passagiers hun bagage hebben, staan wij nog steeds zonder onze reistassen. De band is leeg, de vertrekhal is leeg. We gaan naar de aankomsthal en melden onze verdwenen bagage, maar er wordt niets gedaan. We besluiten toch nog een keer terug te gaan naar de bagageband. Zeuren om de douane door te mogen en daar, in een onooglijk hoekje staan onze tassen. Trots komt een man melden dat hij onze tassen heeft gevonden. Het blijkt een truc, zo horen we later en dat gevoel hebben we ook op dat moment al. Soms wordt er bewust bagage meegenomen om later een fooi te kunnen opstrijken. We trappen er maar niet in. Ons hotel ligt in de Corniche, aan het strand in een nieuw gedeelte van Casablanca. Het is gezellig druk op straat nog. Het diner stelt niet zo veel voor, pech, verkeerde restaurant gekozen blijkbaar.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Casablanca- Rabat- Salé- Meknes
De volgende ochtend bezoeken we een trekpleister van formaat: de Hassan II moskee, fraai aan de Atlantische Oceaan gelegen. De keuze zo dicht bij zee is niet toevallig, de Koran zegt: de troon van god was op het water. Het is een indrukwekkend en enorm gebouw. De hoge minaret versterkt de grootsheid van de moskee nog eens extra. Binnen bevindt zich een fraaie gebedshal van 20.000 m2, die een capaciteit heeft voor 25.000 mensen. In de kelders bevinden zich hammams. Het mag als een persoonlijke prestigeobject van de voormalige koning Hassan II gezien worden, maar Marokko is er wel een indrukwekkende moskee rijker door.
We rijden verder langs de kust, door een vlak niet bijzonder landschap via Mohammedia naar Rabat. Rabat oogt aangenaam: een moderne stad met brede lanen, maar ook met een oud gedeelte. We bezoeken het koninklijk paleis en omgeving en daarna in de oude stad een ambachtswijk en het mausoleum van Mohammed V, de vader van Hassan II.  
Ooievaars in de dodenstad
Het staat in de reisgidsen, maar wij zouden er aan voorbij gegaan zijn omdat Rabat al zoveel bezienswaardigs te bieden heeft. Dankzij onze gids kwamen wij er toch terecht en daar hebben wij geen spijt van. De necropolis (dodenstad) Chellah in het zuidoosten van Rabat, aan het einde van de Avenue Yacoub el Mansour, is een must see, die we iedereen kunnen aanraden.
Door de Bab Zaer, een imposante Almohadische poort met twee torens kom je de dodenstad binnen. Via een afdalend pad kom je bij een terras vanwaar je een prachtig uitzicht hebt op het dal van de rivier Bou Regreg, de dodenstad en de ruines van de Romeinse stad Sala Colonia. Dit alles omringd door uitbundig groen. Een landschappelijke prachtige natuuroase, die in feite midden in de metropool Rabat ligt. Hier zijn een aantal Merinische heersers begraven (13e en 14e eeuw). Behalve de restanten van deze graven zie je de ruines van een moskee en wat bijgebouwen en van mausolea. In de 17e eeuw raakte de dodenstad in onbruik en na de grote, alles verwoestende, aardbeving van 1755 raakten de ruines overwoekerd. Dit is de sfeer zoals je hem nu aantreft, doodser dan doods, maar een schitterende omgeving om rond te wandelen.
Het meest fantastisch hier is de aanwezigheid van tientallen, zo niet honderden ooievaars. Ooievaars, symbool van nieuw leven, in een dodenstad. Contrasterender kan het niet. Zoals we meer hebben gezien in Marokko (bv in de Romeinse ruinestad Volubilis) zijn de hoge zuilen en vervallen muren van de ruines bij uitstek de geliefde plekken voor ooievaars om hun nesten te bouwen. Maar niet alleen op de zuilen, op de minaret die er nog staat en op muren, maar ook in de bomen zitten ze in grote aantallen. Een overweldigend gezicht, die tientallen ooievaars met hun jongen. Overal geklepper en het is leuk om ze, zittend op hun nest, of aan- en afvliegend, te fotograferen. Een lust en uitdaging voor de camera. De heilige palingen in de bron in deze dodenstad zouden vrouwen die ongewenst kinderloos blijven geluk brengen. Deze vrouwen offeren de palingen eieren (vruchtbaarheidssymbool), die door handige jongetjes op het plein voor de dodenstad worden verkocht. Hier rondwandelen vonden wij een sensatie. Het is er erg rustig en zeker tegen het vallen van de avond heerst er een sfeer in deze dodenstad, die door sommigen in Marokko wordt omschreven als het meest romantische plekje van Marokko, maar die wij meer onwerelds en mysterieus vonden aandoen. Echt heel speciaal.
                                                
 
Van Rabat naar Meknes
Vanaf de plaats waar het mausoleum staat heb je een prachtig uitzicht op de zusterstad van Rabat, Salé. Daarna wandelen we door de oude medina,met prachtige blauw-witte huizen. We drinken thee op een terras. Vrouwen proberen je hier letterlijk een hennatatoeage aan te smeren. Als je het niet wilt, moet je dit snel en duidelijk kenbaar maken, anders zit het er al op voordat je het beseft. Tot slot langs de Andalusische muur en door de Andalusische tuinen.
Verder gaat het, naar Meknes. 120 kilometer door een groen/geel golvend landschap. De lucht wordt donker, een mooie sfeer zo, maar er volgt geen regen. Ons hotel in Meknes is wat verlopen, maar verder prima. ’s Avonds hangen er nogal wat opgemaakte en mooi aangeklede dames in de lobby van het hotel rond en komen er heren af en aan. Het blijkt een ontmoetingsplaats voor betaalde contacten. Ach ja, het moet ergens gebeuren.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Meknes Volubilis Moulay Idriss  Fès  
Meknes is de vroegere hoofdstad. Nu is het de vijfde stad van Marokko met 500.000 inwoners. Ook hier bestaat de stad weer uit een nieuwe (in de 20e eeuw gebouwde) stad en een oude oorspronkelijke stad. We lopen langs de Bassin de l’Aguedal, een waterreservoir dat in de 17e eeuw werd aangelegd en dat de oude stad van water moest voorzien. Je kunt er nu omheen wandelen. We bereiken een immens plein: het Place el-Hedime, waar een gezellige drukte heerst. We zien de mooie Bab Mansourpoort en wandelen door de souks. Vanaf een hoog punt hebben we een fraai uitzicht over deze uitgestrekte stad.
             
                                      

 
 
 
 
 
 
 
 
Niet ver van Meknes ligt de kleine stad Moulay Idriss. In deze plaats kreeg de Islam lang geleden als eerste voet onder de grond, en de stad kan dus gezien worden als de bakermat van de Islam in Marokko. Het is dan ook een belangrijke religieuze stad. Het werd destijds door Arabieren veroverd en geïslamiseerd. De stad is als twee versterkte forten op twee heuvels gebouwd. Deze ligging moest vroeger bescherming bieden tegen nomadische zwerfvolkeren uit de woestijn (Berbers). De twee heuvels zien er vanaf een uitzichtpunt, even buiten de stad, uit als twee kamelenbulten. De stad ligt werkelijk schitterend. In de stad klimmen we, wandelend door de nauwe straatjes, omhoog naar hoogste punt.

                                                     
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Volubilis, een paar kilometer van Moulay Idriss verwijderd, is een oude Romeinse ruinestad. Het is een relatief uitgestrekte stad. Er is nauwelijks beschutting tegen de zon, dus is het heet als we hier rondwandelen. We zien niet alles, daarvoor zou je toch bijna een dag nodig hebben. Mooi zijn de ooievaarsnesten op de oude zuilen. We hebben lunch nabij Volubilis, met een fraai uitzicht op Moulay Idriss.
Fès is ons volgende reisdoel, een uurtje rijden. Het is een oude en belangrijke stad. De geestelijke hoofdstad van het land en dus zeer religieus. Als we in Fes aankomen is het druk; er heerst hectiek en een gezellige, fraaie sfeer. Op een dakterras eten we de specialiteit van Fès: pastilla, bladerdeeg gevuld met duif of kip en poedersuiker en kaneel. Heel smakelijk! We zijn laat terug in de ville nouvelle, de nieuwe stad, waar ons (redelijke) hotel staat.
                                                    

 
 
 
 
 
 
 
  
Fès
Vandaag wandelen we de hele dag door het oude Fès, met een vooraf geregelde gids. Hoewel je natuurlijk op eigen houtje door Fès kunt dwalen is een goede gids eigenlijk wel aan te raden. Je komt op de juiste plekken, weinig kans om te verdwalen (hoewel dat op zich natuurlijk niet erg is). Fès el Bali, het historische hart, het oude ommuurde deel, is enorm uitgestrekt. We wanen ons in een authentiek decor van eeuwen terug, alsof we in een film zitten. Drukte. We vinden het veel minder toeristisch dan Marrakech, waar we later zullen komen. We beginnen ons wandeling bij de poort Bab Boujeloud. Dan volgt het paleis, de Joodse wijk en gaan we naar een uitzichtpunt hoog boven de stad, vanwaar je een fantastisch overzicht over deze bijna metropool hebt. Daarna kuieren we uitgebreid door de souks, de nijverheidswijken waar ieder product zijn eigen straat of buurt heeft. We zien een medersa (Koranschool) en de bekende tanneries. Tanneries zijn leerlooierijen, die van oudsher in het centrum van de souks liggen. Het werk hier is uiterst zwaar. De stank waarover we gelezen hadden valt ons eerlijk gezegd reuze mee. Vanaf een terras van een leerwinkel bekijken we de activiteiten hier: de bakken met kleurstof en de zwoegende zwetende mannen. Daarna de souks weer in. Er gebeurt hier van alles en we beseffen dat het zo hier al eeuwen gaat, er lijkt nagenoeg niets veranderd. Drukte, bedrijvigheid, kleine zelfstandigen, sjacheraars, bedelaars, iedereen probeert hier op zijn of haar manier iedere dag weer er het beste van te maken. Iedereen lijkt zijn doel te hebben, al is het een paar dirham verdienen om vandaag weer te kunnen (over) leven.
 
                                                   

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Foto’s maken ligt gevoelig in Marokko. De meeste mensen willen het niet en op zich is dat begrijpelijk. Helaas wordt dat niet altijd gerespecteerd. Meestal word je gewaarschuwd geen foto te maken, maar desondanks zagen wij een (domme?) toerist toch afdrukken. Gevolg: een enorme ruzie. Verhitte discussie, een man eist de chip of het toestel en is zeer boos. Onze tip: ga hier zorgvuldig mee om. Van te voren vragen is aan te raden: verrassend vaak is het dan geen probleem. Soms wordt er een klein bedrag gevraagd of je koopt simpelweg iets van iemand. 

Ik passeer een oude vrouw. Ze kijkt me aan en lacht me vriendelijk toe. Ze begint te heupwiegen, lachen, zwaaiend met haar armen, handen in de lucht. Bij de slager hangt een kamelenkop boven de toonbank. Voortdurend hoor je “attention, attention” en komen er mannen langs rennen met ezels aan de hand door de nauwe straatjes. Tegen de muren van een bioscoop hangen mannen, werkloos te zijn. Ze zitten op een terrasje, sigaretje na sigaretje, urenlang op één kop koffie. Je zintuigen krijgen hier geen seconde rust. De film gaat in hoog tempo door en wij genieten van onze figurantenrol.

’s Avonds krijgen we kookles bij een Marokkaanse vrouw thuis. Dit is van te voren geboekt, het kan op meerdere plaatsen geregeld worden. Op het menu staat kip met Marokkaanse kruiden. De bereiding neemt meer dan drie uur in beslag,maar we leren veel over de Marokkaanse keuken.

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
Fès Ifrane Azrou Midelt 
We rijden Fès uit. Overal staan jacaranda’s met hun paarse bloemen in bloei. Via Ifrane gaat het naar Azrou. Azrou betekent rots en in het centrum van deze plaats staat dan ook prominent een rots. Azrou is een regionaal centrum te midden van steeneiken- en cederbossen. We maken hier een stop. Er heerst een relaxte sfeer. Verder door de Hoge Atlas. We lunchen bij een meertje met de welluidende naam: Aguelmame de Sidi Ali. Het is er wat winderig maar aangenaam.
We gaan door. Langs cederwouden en bergmeertjes met de besneeuwde bergtoppen van de Atlas op de achtergrond. Een groep berberapen zit langs de kant van de weg. Ze zijn wild, maar toch benaderbaar. Dat uitsluitend omdat ze weten dat wij lekkernijen bij ons hebben. Na een pas van 2000 meter hoog arriveren we in Midelt, een rustig bergplaatsje.

                                            
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Midelt Erfoud Merzouga 
 
De volgende dag gaat de rit nog steeds langs bergweiden. Het landschap wordt al droger. Er volgt een lange weg door de Hoge Atlas. Via Er Rachidia bereiken we dan eindelijk Erfoud.
Erfoud staat er op het bordje langs de kant van de weg. In de voorbereiding van onze rondreis heb ik deze plaats op de landkaart zien liggen als de laatste stad vóór de woestijn. De plaats waar de doorgaande weg ophoudt. Het stelt me gerust het bordje te zien, alsof ik zekerheid wil hebben dat landkaarten niet liegen. We bevinden ons hier zo’n beetje aan het einde van de bewoonde wereld. Die indruk wordt versterkt door de nagenoeg verlaten straten. Het is aan het einde van de middag en hoewel Erfoud geen erg kleine plaats lijkt is er nog niet veel leven op straat. Erg Chebbi is ons reisdoel en de verwachtingen zijn hoog gespannen. Erg Chebbi, twee jaar geleden hadden we er nog nooit van gehoord. Maar inmiddels weten we van veel mensen, dat je deze prachtige rode zandduinen toch echt gezien moet hebben, wil je als reiziger een beetje meetellen. We kijken er naar uit. We zijn er dichterbij dan ooit.
We stappen over in een jeep en we rijden Erfoud uit. We moeten er zo’n 20 kilometer vandaan zitten, en lange tijd zien we slechts een kaal landschap. Geen zand te zien nog, laat staan zandduinen. Maar van een langzame overgang in het landschap is hier geen sprake: de woestijn begint plotseling. Ineens zien we na een bocht de zandduinen opdoemen. Merzouga, een kleine nederzetting. Niet meer dan wat auberges voor de overnachting, wat tenten, en in het blauw geklede locals bij hun dromedarissen. Ze hangen wat rond met hun blik op oneindig. Een andere blik kun je hier ook niet hebben. En er is zand, overal zand. Het waait wat op. Een stoffige lome sfeer. Het is stil. In de verte de immense duinen.
 
                                          

Om zeven uur ’s avonds huren we beide een dromedaris voor een tocht door de woestijn. Het is niet gemakkelijk lopen door het zand en ons aanvankelijke plan om zelf naar boven te lopen laten we snel varen. Je vergist je hier enorm in de afstanden. Het scheelt al een stuk als we het eerste gedeelte kunnen doen op de rug van deze dieren, die er weliswaar geen zin in hebben maar beter door het zand kunnen lopen dan wij. In een kleine groep schommelen we de duinen op, omhoog gaat het. Het is aanvankelijk even balanceren om het juiste evenwicht te vinden, zeker als er geklommen wordt. Maar even later laten we ons meevoeren op de cadans van de logge dieren onder ons. Na een uur krijgen de dieren rust. We moeten, willen we de top bereiken, vanaf hier vrij steil omhoog klimmen en dat is zelfs voor dromedarissen wat te veel gevraagd. We zullen dus op onze eigen benen moeten vertrouwen. Het valt niet mee: één stap omhoog, twee terug, zo lijkt het wel. Maar we bereiken de top: een smalle richel waar we in de avondzon gaan zitten en 360 graden om ons heen een overweldigend uitzicht hebben. We wachten op de zonsondergang, die de duinen in een mooie gloed moeten zetten. Af en toe wisselen we een woord, maar over het algemeen genieten we in stilte. Het kan nu niet lang meer duren…..

                                                         
 
 “You’ve got two minutes”, zegt onze begeleider ineens. Meestal zijn wij niet zo goed in cryptische uitspraken, maar dit keer begrijpen we hem onmiddellijk. “Two minutes to go down, fast!”. We hebben het zelf ook al gezien: in de verte komen donkere wolken in allerlei mooie maar onheilspellende kleuren snel naderbij. Ze zitten al bij het volgende duin, een kilometer verderop. Het is zand, zwart zand lijkt het wel. Een zandstorm! We aarzelen geen moment, want we hebben (hoewel we een vermoeden hebben) geen idee wie sneller is: de zandstorm of wij. Springend en buitelend gaan we in een bijna nieuw record tientallen meters de zandheuvel af, naar een diepe kom tussen de heuvels. Beschutting, dat is wat we moeten zoeken. De wind giert en raast al om ons heen. Onze stemgeluiden verwaaien onmiddellijk. “Down down”, lijkt onze begeleider te schreeuwen. We hurken op de grond, hoofd tussen de schouder en krijgen een grote deken over ons heen. Dan wordt alles donker en zwart. Zandkorrels overal, miljoenen. Geen meter zicht. Vette regendruppels, onweer. Dan na 10 minuten is het ineens stil en we kruipen onder onze deken vandaan. Het is voorbij. Zo vredig en zonnig als we een kwartier geleden op de heuveltop zaten, zo zwart is de lucht nu. De wind is wat geluwd. Het heeft geen zin meer om naar boven te gaan. De dromedarissen kuieren met hun vrachtje in colonne langzaam terug. Ik besluit te gaan lopen. Maar ik houd de dieren en de mannen niet bij, en ik loop in de weg. Ik krijg een begeleider toegewezen en we lopen een andere route. Donker is het nu. Stil. Ik zie nagenoeg niets, en stap op de tast door. Er zijn hier weinig obstakels lijkt me, dus gewoon voet voor voet in het duistere niets zetten. Zo gaat het door; ik raak oriëntatie en gevoel voor tijd kwijt. We zouden er toch zo langzamerhand moeten zijn, maar nog geen Merzouga te zien, in de verste verte niet. Ik geef me over, zoals we ons overgaven aan het zand onder de deken. Het is doorgaan en ik geniet van de duisternis, de stilte, het idee dat ik hier in het volkomen niets, in een woestijn in Noord-Afrika loop. Na het niets zal het iets komen, zo houd ik mezelf voor. Het wordt iets lichter, een paar sterren zijn boven mij te zien. En dan zie ik ook de contouren van de stoet dromedarissen en even later de lichtjes van Merzouga. Het was even heel klein zijn in een grote woestijn. Overgave. En genieten.
Het avondeten staat al op ons te wachten in een grote tent. Er is eten,drank, muziek, geklets, mensen. En ik ben weer down down, to earth ditmaal. Contrasten kunnen groot zijn…
 
                                              


Merzouga ksar El Khorbat Todrakloof Tineghir Dadès
 
Eerst gaan we terug naar Erfoud, waar we weer over onze bagage kunnen beschikken en overstappen in onze bus. Er is een lange weg te gaan naar het westen, langs en deels door de Hoge Atlas.
Bij Tinejdad ligt de niet veel bezochte en dus weinig toeristische kasbah El Khorbat. Erg primitief en nog authentiek; kunstig gebouwd. De lemen muren en torens passen fraai in het landschap. Door het dal tussen de hoge bergen van de Atlas slingert een groen lint van een palmenoase.
                                               

 
Hier komen geen toeristen. Na enig onderhandelen mogen we een kasbah zien. Authentieker dan de kasbah die we de volgende dag in Ouarzazate zullen bezoeken. Trots leidt de bewoner ons rond. Veel vertrekken op en boven elkaar, nauwelijks ingericht. Lemen muren en vloeren, waarop je niet te hard moet stampen of springen want ze bewegen onder je voeten. Dit is er al eeuwen en in al die jaren is er nauwelijks iets veranderd. De kasbahs zijn in feite een aantal verstrekte huizen op en bij elkaar gebouwd. Het ziet er uit als een soort fort en zo is het ook bedoeld: ter bescherming van aanvallen van buitenaf. Overal in het landschap zullen we komende dagen deze kasbahs tegenkomen, veelal bewoond maar in toenemende mate ook verlaten en vervallen. Helaas wordt er in de meeste gevallen niet gerestaureerd. De dorpen waar we langs komen liggen in de kloof, tegen de rotsen aangeplakt. Huizen in roodbruin of roze, opvallend harmoniërend met de omgeving. Blauwe en gele kozijnen, groene deuren. En in het midden dat groene lint van de oase dat zich door de kloven heen een weg lijkt te banen. Een overweldigend landschap. Iedere minuut genieten.
 

                                                                 
Bij Tinerhir gaan we van de doorgaande weg af, naar boven. Na 20 km ligt hier de Todrakloof. In deze kloof kan het zomers behoorlijk druk zijn. Veel (in het buitenland wonende) Marokkanen komen hier dan naar toe om te recreëren en het is er dan vaak net zo druk als op een zomerse dag in Scheveningen. Als wij er zijn is het nog vrij rustig. We maken een mooie wandeling door de oase, die als een groen lint door de kloof slingert. Over irrigatiedijkjes en smalle paadjes wandelen we tussen het uitbundige groen. Er worden hier dadels, olijven en gerst verbouwd. Op het land zijn de mensen aan het werk.
 
                                               

Daarna naar de Dadèskloof. Omhoog gaat de niet al te brede weg, zich behoorlijk bochtig slingerend tussen de rotswanden aan de ene kant en de diepte van het dal aan de andere kant. Uiteindelijk belanden we in het smalste deel van de kloof, waar ons hotel staat. Van ons kamerraam kijken we op enkele meters afstand tegen de loodrecht omhoog rijzende rotswand.
Ons hotel Tissadrine ligt dan wel op een mooie plek, het is erg “basic”: de WCpot staat los op de grond (dus uitkijken met gaan zitten),pal naast het krakerige bed. Ons kamertje is een klein warm hok, met niet meer dan de beschreven WCpot, het bed en een beduimeld kleedje op de stenen vloer.
Dadès Ouarzazate Aït-Ben-Haddou Marrakech  
Verder naar het westen, richting Marrakech. We maken een stop in El Kelaa M’Gouna, het centrum van de rozenstreek. Ieder jaar, vlak na de oogst, is er een rozenfeest; het moet een waar spektakel zijn, maar helaas….het feest was begin mei en is dus nèt voorbij. We beklimmen een heuvel midden in het dorp voor het zoveelste fantastische uitzicht over deze streek.
Onderweg zien we kleine dorpen, die deels als vestingen, als forten zijn gebouwd. Lemen kasbashs, met veel hoektorens en er boven op kantelen. Het ziet er uit als een Bijbelse film.

                                               
 
Ouarzazate betekent stilte. Het is in deze wat grotere stad inderdaad opvallend stil op straat. Voor veel Marokkanen uit de grote steden staat Ouarzazate voor “vreemd” of “ver weg”, zoiets als bij ons Timboektoe. De stad is vrij nieuw en oogt welvarend. Hier bevinden zich filmstudio’s, waar menige Hollywood kaskraker is opgenomen. We bezoeken een kasbah, maar deze is duidelijk luxer en minder authentiek.

                                                           
 
Even ten westen van Ouarzazate, richting Marrakech, ligt rechts van de weg de ksar Ait Benhaddou. Het bekendste kasbahdorp. Wie naar Marokko gaat, mist dit niet. Het dorp ligt onmiskenbaar mooi tegen een rode zandstenen heuvel aan gebouwd. Je moet, om het te bereiken, een rivierbedding oversteken. Vóór de oversteek heb je een imponerend gezicht op dit bijna filmische decor. Zomers kun je gewoon over de drooggevallen wadi heen wandelen, maar als wij er zijn stroomt er nog wat water doorheen. De oplossing om met ezeltjes naar de overkant te worden gebracht bekoort ons niet zo, wij lopen en springen over stapstenen heen. Dan duik je aan de overkant de Middeleeuwen in. Dit zijn de mooie momenten van reizen: lopend door de smalle straatjes ervaar je een sfeer die niet te beschrijven is. Je voelt je hier ver van huis.
 
                                                     

De weg naar Marrakech is een bochtige, behoorlijk stijgende (en later dalende), weg. Je moet deze weg wel nemen om naar Marrakech te komen, het is de enige optie. Hij is door de Fransen rond 1920 aangelegd en het is een knap staaltje werk: 200 km lang door de rotsen heen uitgehakt, langs steile bergwanden lopend, slingerend over de hoge pas Tizi-n-Ticka. Boven is het behoorlijk fris en ’s winters ligt hier flink wat sneeuw. Het klimaat is hier extreem, want in het niet ver hier vandaan gelegen Marrakech wordt het zomers met gemak 45 graden.
Marrakech is een enerverende, dynamische en bijzondere stad, die zich moeilijk laat beschrijven. De parel van het zuiden. We komen er laat in de middag aan.  ’s Avonds gaan we meteen naar het “beruchte” of beroemde Djemaa el Fnaplein. You love it or you hate it. Je vindt het geweldig of je wilt gillend een goed heenkomen zoeken. Wij hadden het beide. Het wordt door veel mensen omschreven als magisch, enerverend maar ook als toeristisch en verschrikkelijk. We kennen de verhalen over uiterst opdringerige mannen. Met je camera rondlopen, nog geen foto geschoten, en dan toch op boze toon 10 euro voor de zogenaamde gemaakte foto eisen. De magiërs, tandartsen, slangenbezweerders, dansers, muzikanten, ze zijn er allemaal, van oudsher zijn ze hier. Maar ik krijg toch de indruk dat vooral het toerisme dit tegenwoordig in stand houdt. Van een agressieve benadering hebben wij niets gemerkt, of nauwelijks. Je kunt gewoon rustig over het plein lopen. Het is er erg druk en de sfeer is chaotisch en levendig. We lopen het gedeelte van het plein op, waar de eettentjes staan. Onmiddellijk wordt bij tentje 1 de weg geblokkeerd. Hier eten en niet verder lopen, maken de mannen ons duidelijk. Gewoon doorlopen, hoewel het aanvankelijk niet meevalt om om de mannen heen te komen. Uiteindelijk heerlijk gegeten, aan lange tafels. Overal hangen de geuren en dampen in de schemering en er is een kakafonie van geluiden.
 
                                             

Marrakech  
We verbijven in Hotel Majorelle, een goed hotel in de nieuwe stad. Met de taxi weer naar het centrale Djemaa el Fnaplein, een mooi plaatje om te zien, ook overdag, met de opvallende minaret van de Koutoubiamoskee als één van de beeldbepalende objecten. Dan gaan we naar Jardin Majorelle.
Majorelle was een Franse schilder, die in 1919 naar Marrakech kwam en besloot er te blijven. In 1924 kocht hij op een plek, die toen nog buiten de stad lag, een stuk grond, waarop hij een fraaie villa liet bouwen. Hij liet een mooie strakke tuin aanleggen met veel exotische planten, een kunstwerk op zich. Felblauwe en felgele potten overal. Wij ervaren het als een oase van rust, totdat er ineens hele horden toeristen binnenkomen. Jammer.
Dan maken we een wandeling door de oude stad. We beginnen bij alweer een koninklijk paleis. Onmiskenbaar fraai, echt de moeite waard, maar wat een toeristendrukte. Het is dringen geblazen en voetje bij voetje schuifelen we door het paleis. Door de oude medina lopen we weer naar het centraal gelegen Djemaa el Fnaaplein. Het is overdag rustiger, en nu is goed te zien hoe immens groot dit plein is. Aan de andere kant van het plein begint de medina.

                                                   
 
Bert Flint
Al meer dan 50 jaar leeft hij in Marrakech. Op het oog zou hij niet bijzonder opvallen tussen de locals, die hem monsieur Flint of Brrt noemen. Maar Bert Flint is een geboren Nederlander, en wel in 1931 in Winschoten. Als student Spaans en met een grote interesse voor de Spaanse Moorse cultuur belandde hij in 1954 in Marokko. Hij ontwikkelde hier een passie voor de cultuur van de woestijnvolkeren van Noord- en West-Afrika en besloot zich in 1957 in Marokko te vestigen om onderzoek te doen naar de rurale cultuur van de vele woestijnvolkeren. Als één van de eersten zag hij de schoonheid en grote waarde van de cultuur van deze volken, die wat hem betreft nooit verloren mag gaan. Hoewel hij zichzelf niet als verzamelaar of conservator ziet, heeft hij op zijn reizen naar afgelegen plekken in Marokko en andere Sahara/Sahellanden veel gebruiksvoorwerpen en kunst van de woestijnvolken verzameld. Textiel, potten, bedden, tenten, deuren, kunst, een inmiddels imposante collectie van onschatbare waarde. De reizen deed hij veelal per ossenkar! Een deel van de collectie is te bewonderen in zijn eigen huis in de medina van Marrakech: het Tiskiwinmuseum. In 2006 heeft Bert zijn privémuseum geschonken aan de Cadi Ayyaduniversiteit in Marrakech. Bert woont, voor zover mij bekend, nog steeds in zijn huis aan de Rue de la bahia in de medina. Op de dag van ons bezoek, 24 mei 2010, werd Bert 79 jaar. We hoopten hem nog te mogen ontmoeten, maar men liet weten dat Bert ziek op bed lag met malaria. Een bijzondere man in Marrakech! In reisgidsen en op internet zijn we bij de voorbereiding van onze reis dit niet tegengekomen. Je moet het echt weten. De rue de la Bahia nr. 8 ligt niet ver van het bekende Jemaa el Fnaplein. Zie voor routebeschrijving, openingstijden en méér informatie: www.tiskiwin.com. Een aanrader!
Bert zou uiteindelijk op 1 november 2022 komen te overlijden, hij werd 91 jaar.
 
We gaan ’s middags met de taxi terug. Zo maar even snel met de taxi ergens heen rijden is er in Marrakech niet bij. Het begint al ver vóór de taxistandplaats. Ronselaars houden je staande en bieden je aan een goede taxi voor je te zoeken. Wij trapten er in. Bij de taxi aangekomen wisselt de ronselaar wat woorden met een taxichauffeur. Hoewel hij ons eerder een taxi voor 30 dirham had beloofd, horen we nu dat het 50 dirham kost. We protesteren. Dan komt er woedend een andere man aanlopen. Hij blijkt de (waarschijnlijk zelf verklaarde) “baas” van dit stukje taxigebied.Waarom we niet eerst bij hem zijn gekomen. Hij biedt ons 40, maar voelen ons eigenlijk verplicht met de eerste man mee te gaan. We stappen in en er volgt een enorme ruzie tussen de ronselaar, onze chauffeur en de “taxistandplaatsbaas”. Ze schreeuwen enorm, het gaat ongelooflijk tekeer. Ze trekken zich niets aan van ons, die maar in onze taxi zitten te wachten. Uitstappen durven we niet meer. Onze chauffeur wil wegrijden, maar de “baas” gaat op de motorkap liggen onder luid geschreeuw en gescheld. Uiteindelijk rijden we weg. We vermoeden dat deze chauffeur hier niet meer terug hoeft te komen, als hij zijn leven lief heeft. Dit soort theater en opstootjes is heel gebruikelijk als je een taxi wilt nemen, je ontkomt er niet aan.
De rest van de dag doen we het rustig aan. We dineren ergens in de buurt van ons hotel en  ’s avonds zakken we lekker door op ons dakterras met enkele groepsgenoten.

                                            
 
Essaouira  
We vertrekken uit Marrakech voor de rit naar Essaouira, 170 km westelijker, aan de Atlantische Oceaan. Onderweg stoppen we in een klein dorp, waar het vandaag markt is. En weer kijken we onze ogen uit bij de gewone-leven-van-alledag tafereeltjes. Een relaxte sfeer en veel te zien. 14 km vóór Essaouira brengen we een bezoek aan de Marjana Coöperatie. Opgericht door en vooral vóór een aantal gescheiden vrouwen en weduwen, om ze de gelegenheid te geven een inkomen te verdienen. Normaal gesproken is dit voor deze groep vrouwen in de praktijk bijna niet mogelijk. Het is hard werken, dat wel, maar men deelt de opbrengst. De vrouwen moeten continu slaan op noten, waaruit dan uiteindelijk arganolie wordt gewonnen. Een erg kostbaar goedje en het kan voor vele doeleinden gebruikt worden.

                                             
 
In Essaouira worden we meteen getroffen door de relaxte sfeer. Het is een middelgrote stad, een badplaats aan de Atlantische Oceaan, en het heeft een mooie kleine medina, witte huisjes, een mooie oude stadswal en een levendige vissershaven. We hebben een hotelkamer met een balkon,van waaruit we een mooi uitzicht hebben over de boulevard en het brede strand. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat is er van alles te zien en te doen.
De volgende ochtend beginnen we aan een wandeling door de oude stad. Het is nog vroeg. Aan een plein liggen enkele terassen en we drinken koffie. Er komt een man aanschuifelen:  een bedelaar die zijn plek voor de dag weer inneemt. Een handelaar verwijdert de luiken van de ramen van zijn winkeltje, ook hij is er weer klaar voor. De stad komt langzaam tot leven. We dwalen door de smalle straatjes van de souks. Het is lekker rustig en we kunnen ongestoord wandelen. Langs een oude vestingwal, die weer langs de oceaan loopt. Er staan veel kanonnen: men nam hier vroeger blijkbaar liever geen risico…Eeuwenoude straatjes en huizen, veelal in wit/blauwe tinten.
's Middags liggen we even op strand. Het is niet al te warm, er waait een stevig briesje en het is dan ook erg rustig op het brede zandstrand. ’s Middags om 5 uur bezoeken we het Bayti centrum: “voor het kind in moeilijke situatie”, zoals er op het bordje boven de deur staat. We lopen naar binnen en vragen of we mogen rondkijken. Dan verschijnt de directeur, die ons hartelijk ontvangt met thee. Hij vertelt graag over zijn project. Veel kinderen in moeilijke situaties (gescheiden ouders, weggelopen van huis) krijgen niet de kans om normaal onderwijs te volgen en een normaal leven te leiden. Om te voorkomen dat ze “afglijden” worden ze hier, met steun uit het buitenland (vreemd genoeg niet uit Nederland!) opgevangen en krijgen ze onderdak en een opleiding. Uiteraard nemen we een kijkje in één van de klassen. En ja, dan wil je toch iets doen. Geld mag hij niet aannemen, zegt de directeur, maar er is veel behoefte aan studiemateriaal. In een boekhandel in de buurt slaan we het nodige in en later dat achter in het schooltje.
 
 
Het is een aanrader om tegen het vallen van de avond in de vissershaven rond te wandelen. Er heerst een geweldige sfeer hier aan de haven: vissers maken hun vis schoon, verkopers die het verkopen. Er ligt afval en honderden meeuwen zwermen hier boven. Tegen het decor van de invallende duisternis en de donkere vestingtoren vliegen de silhouetten van de meeuwen, soms rakelings, over en langs ons heen. Een surrealistisch beeld. We genieten van deze sfeer. Dat geldt ook voor de sfeer in de stad. Op het grote plein vóór de ingang van de medina lijkt de hele stad zich verzameld te hebben. Niemand blijft hier ’s avonds in huis zitten. Het plein is de grote ontmoetingsplek: kleine kinderen rennen joelend rond, ze spelen of voetballen, groepjes vrouwen zitten op de muurtjes en kletsen met elkaar, de baby’s naast zich, de mannen hebben blijkbaar zaken te doen. Er wordt gerelaxed, gesocialized en de sfeer is ontspannen. Heerlijk om hier rond te wandelen, om wat te eten op het terras of gewoon te gaan zitten kijken naar wat er gaande is.
Essaouira Marrakech
We vliegen terug vanaf Marrakech en we maken dus de rit van Essaouira naar Marrakech in omgekeerde volgorde. ’s Middags blijven we wat in de buurt van ons hotel. Marrakech hebben we eigenlijk wel gezien.  ’s Avonds eten we bij Café Arabe. Het heeft een dakterras, waar gelounged kan worden, met rustige muziek en lekker eten (adres: Rue Mouassine 184 in de medina. Bij het grote plein de medina in, rechtdoor door een winkelstraat, rechtsaf, linksaf, na paar honderd meter aan je rechterhand). Na het eten wandelen we door de inmiddels donkere nauwe straatjes. De winkels zijn al dicht, alleen bedelaars zitten gehurkt op de grond. Dan is er weer meer licht, hier vlakbij het grote plein zijn de winkels nog open en al gauw zijn we weer op het plein. Hier is de drukte nog volop aanwezig.
En dan is het ineens voorbij. Geen nieuw reisdoel meer vandaag. Een korte rit naar het vliegveld en voor we het beseffen staan we weer bij de bagageband op Schiphol.
De reis is prima verlopen en heeft ons veel meer gebracht dan wij vooraf verwacht hadden. Een afwisselende reis door een spectaculair mooi land. Wij begrijpen nu waarom Marokko zo in trek is als reisland en dat was eigenlijk ook een beetje ons doel: gaan zien en ervaren waarom Marokko zo’n populaire bestemming is. We geven iedereen die ons voorging, en iedereen die na ons gaat komen, volkomen gelijk, Marokko, gewoon doen!
 


 
Voor foto's van deze reis: renelione.magix.net